Mozart deel I

Mozarts naam is bekend bij leder die ook maar ooit naar muziek luistert. Zou het meer dan tienmaal in het jaar voorkomen dat de gezamenlijke omroepprogramma's deze naam nergens in de luistergidsen vermelden? 'Mozart' is de naam die de universele muziek voor ons oproept. Daarom is het bewogen leven van deze grote meester waard om door velen gekend te worden.
Het eerste deel van Paumgartners briljante biografie laat ons aanschouwen hoe het beeld van de jonge musicus wordt gevormd: uit de cultuur van zijn tijd; uit zijn naaste omgeving: Salzburg, zijn familiekring, zijn ouderlijk huis; en uit zijn kinder en jongelingsjaren. De kleine Wolfgang werd vroeg een wonderkind, misschien het wonderlijkste en meest stralende van al die jeugdige sterren van wie de geschiedenis weet te gewagen. Hij behaalde successen die hem lichamelijk en moreel hadden kunnen overweldigen, had hij niet in zijn vader een verstandige pedagoge bezeten. Deze heeft de zevenjarige knaap, samen niet het zes jaar oudere zusje, op een reis van drie jaar lang door Europa in tal van steden, zelfs in Parijs eh Londen, laten optreden en intussen de grondslag gelegd voor de muzikale studies, vooral in de positie, die hem na zijn tiende jaar wachtten. De twaalfjarige zal in Wenen van zich laten spreken door zijn, door hemzelf gedirigeerde mis en door zijn eerste 'opera', het zangspelletje Baslien et Baslienne. Wij volgen hem verder bij de caleidoscopisch afwisselende reistaferelen van zijn jonge jaren: weer naar Parijs met zijn moeder, vier malen naar Italië, naar Duitsland en wéér naar het hart der beschaafde wereld, Parijs, dat hem teleurstelt... En steeds blijft het idyllische Salzburg in het middelpunt staan, al wordt het hem tot een gevangenis door zijn dienstverband bij de tirannieke aartsbisschop, waaraan hij op zijn eenentwintigste jaar ontsnapt om in Wenen een ongewisse toekomst tegemoet te gaan.