mythe van de mannelijkheid

De man is lang het voorwerp geweest van een eeuwenoude voorstelling: de idee van de "superieure mannelijkheid". Daarvan is in recente tijden heel wat afgebrokkeld; het is veelzeggend dat de titel van dit boek van een "mythe" spreekt. De schrijver toont aan dat er in Amerika van deze mythe niet méér dan een façade, en dan een zeer bouwvallige, is overgebleven, met heel weinig realiteit daarachter. De samenleving heeft aan de man ook een groot deel van zijn grondslag ontnomen. De vrijheid van de zgn. seksuele revolutie heeft hem schade opgeleverd. Reeds de puber worstelt, al zijn vroegrijpe zelfstandigheid ten spijt, vaak vergeefs om een eigen identiteit te verwerven. De vader van het gezin is een figuur die in een nevel is vervaagd; de vereenzaming van de moderne man gaat voort temidden van alle drukte waarin hij moet leven. De auteur constateert een "ont mogelijkheden" van de man, en bij de vraag naar de oorzaak daarvan verwijst hij naar de "onmenselijking" in het algemeen die de menselijke persoonlijkheid in deze wereld ondergaat. Dit Amerikaanse boek is een spiegel voor de Europese lezer. Zal Amerika ook in dit opzicht ons voorland blijken te zijn?