Uitgever | Scriptum |
Uitgavejaar | 2001 |
ISBN | 9055942197 |
ISBN13 | 9789055942190 |
Taal | Nederlands |
Type | Hardcover |
In dit boek staat de organisatieadviseur centraal. Totaal werpen zeventien auteurs hun licht op het terrein waar de adviseur zich beweegt en leveren met elkaar een inhoudelijke bepaling van het vakgebied. Het boek is opgebouwd rond een viertal clusters, die gevormd zijn op basis van brede thema's.
Het eerste cluster betreft de legitimiteit, de kennis en rollen van adviseurs. Het beschrijft de basis en achtergronden van het vak, reflecteert over wat tot stand is gebracht en zet beelden neer van soorten adviseurs en hun bagage. Hoe kun je de advieswereld weer een beetje ordenen en overzichtelijk maken? Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen? En hoe zit het met de relatie tussen wetenschap en advies? Het zijn de artikelen van René ten Bos, Peter van Baalen, Kees van Veen, Mathieu Weggeman en Edu Feltmann.
Het tweede cluster gaat over de historie van het vak, over trends en toekomstverwachtingen. Het is een diachronische kijk: verleden, heden en toekomst. Luchien Karsten hanteert een historisch perspectief. Joep Bolweg beschrijft de ontwikkeling van adviseur naar consultant en wat dat voor de bureauwereld voor gevolgen heeft. Maikel Batelaan beschrijft de opkomst van enterpreneuring consultants. En ten slotte neemt Hans Strikwerda, in een diepgaande analyse van de institutionele omgeving, de adviseur over de horde naar de Nieuwe Economie.
Het derde cluster gaat over opleiding, carrières, en ethiek van adviseurs. Het gaat hier over de professional zelf: over actie-onderzoek en sociaal constructivisme, over ethische normen, over de ontwikkeling van uzelf als professional en over het nut of onnut van het omschrijven van wat een adviseur moet kennen en kunnen. Hier zijn de hoofdstukken van Jaap Boonstra, Henk van Luijk, Luc Hoebeke, Hans Vermaak en Joan van Aken opgenomen.
Het vierde cluster beschrijft de boeken (de kennis en de 'wetenschap' ) van de adviseur: wat zijn de favoriete modellen en methoden en schrijvers. Het deel bevat korte bijdragen van Leon de Caluwé, Jaap Boonstra en Jimme Keizer, afgesloten door een overkoepelende literatuurlijst van Aernoud Witteveen.